Een pelikaan op straat
Marita is zes jaar. Ze woont op het Herteneiland in Costa Rica.
Op het Herteneiland is geen elektriciteit, geen stromend water en er
zijn geen auto’s. Wel zijn er veel bomen, planten en dieren. Je kunt
er de hele dag buiten spelen. Het is een fijn eiland.
Op een dag vertelt Marita’s moeder dat ze een grote reis gaan maken.
Naar Erik in Nederland. Marita herinnert zich Erik nog. Hij had van dat
gekke gele haar.
Marita kent alleen het Herteneiland. Ze ontdekt veel op haar reis naar
Nederland. Ze zit voor het eerst in een bus, ze kijkt voor het eerst tv.
En in Nederland is het allemaal heel vreemd. Ze praten een andere taal,
ze hebben andere huizen. En pelikanen zie je er niet.
Je kunt er gemakkelijk verdwalen, want alles is onbekend.
Marita en haar moeder moeten erg wennen aan hun nieuwe leven in Nederland.
|
Ze lopen naar huis. Marita geeft Erik een hand.
Ze kijkt hem van opzij aan.
‘Erik is een papa,’ zegt ze.
Erik kijkt haar verrast aan.
‘Vind je?’ vraagt hij.
‘Ja, jij bent mijn papa,’ zegt Marita.
Erik glundert.
‘Tjonge,’ zegt hij. ‘Een echte papa?’
‘Ja,’ zegt Marita. ‘En je bent ook mijn vriend.’
‘Tjonge,’ zegt Erik weer.
Marita blijft staan bij een winkel met snoep.
Ze wijst naar een spekkie.
‘Ik wil die, Erik,’ zegt ze.
‘Ja,’ zegt Erik. ‘We hebben wat te vieren.’
|
Uit het juryrapport van de Jenny Smelik-Ibbyprijs: De luchtige, vrolijke,
met veel humor doorspekte schrijfstijl maakt dit boek heel toegankelijk
voor een grote groep lezers.
Uit NRC Handelsblad: ... het is uiteraard Van der Kolks verdienste dat hij dat
materiaal heeft omgezet in zo’n sympathiek en prettig geschreven boek.
|
|